SA-veldpolitie

De veldpolitie, afgekort ‘Fepo’ genoemd, was een speciale eenheid van de SA die op 24 februari 1933 opgericht werd. Ze bestond uit ongeveer 180 mannen die midden maart hun intrek namen in het voormalige kazernegebouw aan de General-Pape-Straße. De opdracht van de eenheid bestond er enerzijds in om de tegenstanders van het regime te bestrijden. Anderzijds hadden de veldwachters ook de taak om de orde tussen de leden van de verschillende partijafdelingen te handhaven.

Hun uniform was anders dan de kleding van de andere SA-mannen. Ze droegen blauwe mantels, maar ook kraagspiegels en kepies die met politiesterren versierd waren. De voormalige adjudant van de SA-brigade Berlijn-West, Walter Fritsch, stond aan het hoofd van de veldpolitie.

Op 1 oktober 1933 werd de veldpolitie omgedoopt tot ‘Feldjägerkorps’ (FJK – letterlijk Veldjagerkorps). In december 1933 verhuisden de Feldjäger naar de Alexanderkazerne in de  Berlijnse wijk Mitte. Er zijn bewijzen gevonden dat ook daar politieke gevangenen gearresteerd en mishandeld werden. Vanaf april 1935 gingen de leden van het Feldjägerkorps op in de Schutzpolizei (de gewone politie) en de gemotoriseerde verkeerspolitie.

De SA-veldpolitie had de taak om de orde te handhaven tussen de leden van allerlei nationaalsocialistische partijgeledingen. Het kwam dan ook geregeld voor dat SA-mannen of NSDAP-leden die de regels van de partij niet respecteerden in de General-Pape-Straße gevangen gehouden werden.