Oprichting van de concentratiekampen

De ‘Verordening van de rijkspresident voor de bescherming van volk en staat’, die naar aanleiding van de Rijksdagbrand werd ingesteld, vormde de rechtsgrondslag om tegenstanders van het regime legaal te vervolgen. Bijgevolg werd de zogenaamde ‘Schutzhaft’ synoniem voor het bestrijden en uitschakelen van politieke tegenstanders. De ‘Schutzhaft’ had drie kenmerken: er was geen gerechtelijk bevel voor nodig, er kon geen beroep aangetekend worden en de arrestatie gold voor een onbeperkte periode.

Vooral ambtenaren, afgevaardigden en sympathisanten van de arbeiderspartijen, zoals de communistische KPD en de sociaaldemocratische SPD, werden in ‘Schutzhaft’ genomen. Tezelfdertijd werden over heel Duitsland de eerste concentratiekampen opgericht.

 Na de Rijksdagverkiezingen op 5 maart 1933 was het vooral de SA die de politieke tegenstanders onderdrukte. Deze beschermingsdienst van de NSDAP ging uiterst brutaal te werk. Naast de eerste concentratiekampen werden meer dan 220 folterplaatsen en geïmproviseerde gevangenissen overal in de stad opgericht.